Burgerschap
Burgerschapsvorming is niet opgezet als vak, maar een algemene taak voor de school en vak-geïntegreerd in ons onderwijs. Bij burgerschapsvorming zijn vooral houdingen en vaardigheden van belang. Kennis is daarbij niet onbelangrijk, maar wordt doorgaans al voldoende bijgebracht in het reguliere (vak)curriculum. Het accent bij burgerschap ligt op het gebruiken van de school als oefenplaats: het oefenen van democratische principes in de klas en op school, het bijdragen door leerlingen aan de kwaliteit van de school door ze verantwoordelijkheden en ruimte voor initiatieven te geven. Leren door te doen dus. Bepaalde onderdelen van burgerschapsvorming kunnen in een vak of leergebied aan de orde komen. Bijvoorbeeld: debatteren bij Nederlands, het ontstaan van de democratie bij geschiedenis, de rol van de media bij maatschappijleer, sportieve omgang en hanteren van regels binnen sport. Volledigheidshalve gaat het om actief burgerschap en sociale cohesie. Centraal daarbij staat het actief meedoen aan de samenleving, een deel van die samenleving te willen zijn en er een positieve bijdrage aan te leveren. Op onze school gaan we er van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving. We zijn er op gericht om actief burgerschap te bevorderen en we laten leerlingen ook kennis maken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten. We vinden het belangrijk om leerlingen erbij te betrekken en hen in staat te stellen om zich goed te voelen in een democratische cultuur en het gevoel te geven dat zij een verschil kunnen maken in de gemeenschappen waarin zij leven.
De school heeft een leerlingenraad. Hier mogen leerlingen vragen stellen over de school en voorstellen indienen. Het is de bedoeling dat de afgevaardigden vooraf met de groep overleggen en informatie aan de groep terugggeven
Burgerschap binnen de lessen. Burgerschap doe je niet twee uurtjes per week, maar in feite de hele week, het hele jaar. Daarmee doelen we op de opvoedende taak van de docent/ de school. Bij de lessen draait het om het stimuleren van leerlingen om zelfstandig te zijn en een kritische mening te hebben. Daarbij dragen verschillende lesgebonden activiteiten bij aan het aanleren van die zelfstandigheid en het vormen van een kritische mening. Binnen de lessen zijn 5 uitgangspunten:
-
Reflectie. Door te kunnen reflecteren leer je kritisch naar je zelf te kijken en jezelf verder te ontwikkelen.
-
Samenwerken. Je leert te overleggen; ideeën uit te wisselen; afspraken maken en je eraan houden encomplimenten geven en ontvangen.
-
Taakaanpak. Je leert omgaan met een stelling, opdracht of vraag.
-
Zelfstandig werken zonder anderen te storen. Je bent in staat je eigen werk goed uit te voeren zonder hulp vananderen. Je hebt geen begeleiding nodig en je kunt goed alleen werken. Je bent in staat zelf nieuwe taken op te pakken en je kunt problemen zelf oplossen. Je werkt efficiënt, je besteedt je tijd nuttig en je zoekt zinvol werk als je tijd over hebt. Je bent altijd bezig. Je handelt lopende zaken af terwijl je een andere taak onder handen hebt.
-
Uitgestelde aandacht. Leerlingen leren om de afgesproken regels te hanteren en om een strategie te bepalen in bepaalde situaties of bij problemen.